Het oog 2
Dit is het oog en het hoornvlies van een bijziend persoon met een contactlens.

En dit is een contactlens van een bijziend persoon.
 

Het netvlies

Het netvlies is opgebouwd uit twee typen zintuigcellen: de staafjes en de kegeltjes.
De staafjes nemen zwart, wit en grijstinten waar, de kegeltjes kleuren. Je hebt 3 verschillende soorten kegeltjes; kegeltjes die groen waarnemen, kegeltjes die rood waarnemen en kegeltjes die blauw waarnemen.
Door het licht wordt in de staafjes een stof, het staafjesrood(rhodopsine) afgebroken. Daardoor ontstaat een zenuwimpuls naar de oogzenuw en hersenen. Dit staafjesrood moet weer opnieuw aangemaakt worden in het netvlies. Een stof die daarbij nodig is is vitamine A. een gebrek aan vitamine A kan nachtblindheid ten gevolgen hebben dit is omdat er kan dan geen nieuw staafjesrood meer worden aangemaakt waardoor er ook geen zenuwimpulsen meer naar de hersens gaan. Dus zie je niets meer.
 

Proef: Stereoscopisch zien

De volgende proef doe je met z'n tweeën. De proefnemer gaat tegenover de proefpersoon zitten. De proefnemer houdt een potlood rechtop in zijn handen met de punt naar boven. De proefpersoon moet één oog sluiten en proberen om met een tweede potlood in een beweging verticaal naar beneden het potlood van de proefnemer precies op de punt te ráken.
Beschrijf kort de bevindingen en leg vervolgens uit dat voor het stereoscopisch waarnemen twee ogen nodig zijn, waarvan bovendien de gezichtsvelden elkaar grotendeels overlappen.
Dit gaat erg lastig; je zit vaak voor of achter de punt. Dit komt omdat een oog alleen diepte kan zien als het met een ander oog samenwerkt.
Proef: het dominante oog
Neem een potlood in je hand en kijk met twee ogen langs het potlood zodanig dat het verticaal gehouden potlood samenvalt met een verticale lijn in het klaslokaal (b. v. de deurpost). Sluit vervolgens je linkeroog en daarna je rechteroog. In één van beide gevallen "verspringt"het potlood. Het oog waarbij deze verspringing niet plaatsvindt I noemen we het dominante oog.
Mijn rechter oog is dominant.