|
Opdracht: Probeer je voor te stellen dat je blind bent. Welke zintuigen kunnen het verlies aan gezichtsvermogen compenseren. Schrijf hoe je je dit voorstelt. We hebben de proef op de som genomen en Felix geblinddoekt door de klas laten lopen. Hij oriënteerde zich met behulp van geluiden, hij bracht deze thuis en zo kon hij ongeveer bepalen waar hij stond. Hij gebruikte ook zijn handen en voeten zodat hij nergens tegenaan botste. De fotocamera is een apparaat dat in veel opzichten overeenkomsten heeft met ons oog. De gelijkenissen kom je bij de instellingen die je moet doen om een mooi beeld te krijgen tegen. |
|
|
Het diafragma. |
|
| Je iris werkt net zo als het diafragma van een spiegelreflex camera; als de iris uitzet wordt de pupil kleiner en kan er minder licht op de achterkant van de oogbol vallen. Bij het diafragma wordt de opening in dit geval kleiner; dus het cijfer dat op de camera staat groter. | |
|
|
|
Scherpstellen |
|
|
Bij een fotocamera geldt: hoe kleiner het getal hoe dichterbij het voorwerp waar op scherp gesteld is. We hebben gekeken of je aan onze ogen kon zien dat ze scherpstellen dat was niet zo. Het scherpstellen gebeurt namelijk in het oog. Dit noemt met de accommodatie van het oog. |
|
|
De sluitertijd |
|
| Bij een fotocamera is dit de tijd dat de gevoelige plaat belicht wordt. Dit heeft een oog niet; het levert namelijk een continu beeld dat ±1/24 seconde blijft hangen. De lichtgevoeligheid Bij een fotocamera is dit de ASA of DIN waarde die op het rolletje vermeld staat. Iedereen heeft een andere lichtgevoeligheid van zijn ogen. | |
|
Dit is een dwars doorsnede van het oog |
|
|
2. Vaatvlies 3. Netvlies 4. Hoornvlies 5. Voorste oogkamer 6. Ooglens 7. Iris (=regenboogvlies) 8. Glasachtig lichaam 9. Accommodatiespier 10. Lensbandjes 11. Gele vlek 12. Blinde vlek 13. Oogspieren 14. Oogas 15. De oogzenuw. |
|
|
De weg van het licht door het oog |
|
|
Het licht gaat door het hoornvlies heen. Daarna wordt het in beperkte mate door de pupil het oog binnengelaten. Het licht wordt nu door de ooglens op de gele plek geconcentreerd. Hier wordt het beeld omgezet in
elektrische impulsen die naar het achterste gedeelte van je hersens gestuurd worden.
|
|
|
Lenzen |
|
|
We moesten verschillende lenzen bekijken en tekenen. Je hebt verschillende soorten lenzen; positieve en negatieve positief negatief
Dit is de stralengang van een evenwijdige invallende bundel licht voor en na de breking door een positieve lens; na de breking is het een convergerende bundel licht. Dit is de stralengang van een evenwijdige invallende bundellicht vóór en na breking door een negatieve lens; de divergerende lichtbundel. Opdracht: Bepaal met behulp van een lichtkastje, het oogmodel en de lenzen waar het beeld op het netvlies terecht komt bij een bijziend oog (te sterke accommodatie). Iemand die bijziend is heeft dus een te bolle lens. Zo kan met behulp van een negatieve lens de oogafwijking worden gecorrigeerd.
Opdracht: Bepaal met behulp van een lichtkastje, het oogmodel en de lenzen waar het beeld op het netvlies terecht komt bij een verziend oog (te geringe accommodatie).
Iemand die verziend is heeft dus een te platte lens. Zo kan met behulp van een positieve lens de oogafwijking worden gecorrigeerd.
Bekijk de uitgedeelde tekeningen over het accommodatievermogen van de ooglens. Teken zo exact mogelijk het ongeaccommodeerde (verafkijken) en geaccommodeerde oog (dichtbij kijken). | |
|
Geaccommodeerd |
Ongeaccommodeerd |
De blinde vlek
| Op de plek waar de oogzenuw het oog verlaat zit de blinde vlek. Je kan de plek van je blinde vlek bepalen met behulp van het kruisje en het bolletje op 15 cm afstand van elkaar. Op de plek waar de blinde vlek zit verlaten de oogzenuwen de oogbol. Er zijn hier geen kegeltjes of staafjes. | |